Als de kortste dag is verstreken en het is buiten nog erg koud, nu zitten de bijen heel dicht bij elkaar in de kast, we noemen dit een tros. In deze tros hebben de bijen het lekker warm, de temperatuur schommelt tussen de vijftien en dertig graden. Als de bijen te koud worden, trillen ze met hun vleugels, daarmee verwarmen ze het volk weer. Midden januari als de dagen weer langzaam langer worden begint de koningin weer voorzichtig eitjes te leggen. Buiten de kast, als het nog te koud is, ze putten hun voedsel uit de honingvoorraad die ze in het afgelopen najaar hebben aangelegd. Mocht de winter erg lang gaan duren en de voorraden dreigen op te raken, zorgt de imker voor extra voer in de vorm van suikerdeeg. Op een zonnige dag eind januari of begin februari kunnen enkele bijen al gaan uitvliegen om de eerste stuifmeel te gaan verzamelen, van sneeuwklokjes, wilgen etc. Stuifmeel is een belangrijke voeding voor de larven.