De bijen verzamelen nectar uit de bloemen. Deze nectar bevat veel suikers, maar hoofdzakelijk (50 tot 80%) water. De verzamelde nectar wordt door de bijen opgeborgen als voedsel in de ramen van de kast, dit wordt ingedampt zodat er bloemenhoning ontstaat. Honing bestaat voor het grootste deel uit de suikers fructose en glucose, verdere bestanddelen zijn water, enzymen, hormonen, vitaminen en zuren. Als het watergehalte te hoog is gaat de honing gisten. Door dat de bijen heel snel de vleugels bewegen ventileren ze de honing en drijven het vocht af. Goede honing heeft daarom een laag vochtgehalte (maximaal 20%). Wanneer de nectar voornamelijk van één soort bloemen komt, geeft men de honing de naam van die bloem. Elke honingsoort heeft een eigen specifieke smaak, geur en kleur. Dit is steeds aan veranderingen onderhevig, afhankelijk van de jaargetijde en wat de natuur biedt. De honing wordt door de imker geslingerd en afgevuld in potten. Let op, deze honing, afhankelijk van de dracht, kan na enige tijd versuikeren. Door te verwarmen tot maximaal 39 graden Celsius wordt het weer vloeibaar en de natuurlijke stoffen blijven bewaard.
De meeste honing is dan ook bloemenhoning. Honing is een uitstekend preventief middel tegen hooikoorts (pollenallergie), daar het vol zit met pollen bouwt men hierdoor op een natuurlijke wijze weerstand op.
Honing uit de supermarkt is de afkomst en de kwaliteit meestal niet te achterhalen, vaak zijn ze aangelegd met suikerwater en of verhit om zo een constante kwaliteit te hebben. Het is dan ook raadzaam om honing kopen bij een imker bij u in de buurt, dan weet u dat het om onbewerkte rauwe honing gaat. Dus een puur natuur product.